De starre regelgeving en de macht van projectontwikkelaars zorgde ervoor dat in de jaren na de oorlog de stadsontwikkelaars functiemenging verafschuwde. Daarmee bedoel ik het mengen van wonen, werken, winkelen en recreëren. Het moest allemaal strak, gescheiden en modernistisch. Met als voorbeeld de Franse voorsteden en de troosteloze Bijlmermeer. De banlieues van de stadsvernieuwing toen.
Levendige stadsbuurten worden nog steeds bedreigd door planners die geïnspireerd zijn door stedenbouwkundige Ebenezer Howard en Le Corbusier, die functies van wonen, werken en verkeer zoveel mogelijk wilden scheiden. De visieloze jaren ‘70/’80 en de crisis erna heeft tot schrik van veel inwoners meer koude monotone stadsplanning opgeleverd dan gewenst met enkel ruimte voor ‘goedkope’ woonblokken, recht-toe-recht-aan straten met monotoon voortuinterreur en trieste kantorenparken.
In mijn vindtocht naar ingrediënten voor ‘place making’ (het maken van fijne stadse plekken) en voor mijn project ‘De Gelukkige stad’ is functiemenging bijna een magisch woord. ‘Intricate mingling of different uses of places is not a form of chaos’, zegt Jane Jacobs (1961, grondlegster van dit denken en schrijfster van ‘The Death and Life of Great American Cities’), maar een hoog ontwikkelde vorm van ordening. ‘Mingling’ op het gebied van wonen, werken, winkelen en recreëren zorgt voor levendiger plekken in de stad, voor een veiliger omgeving, en meer sociaal toezicht en duurzamer ruimtegebruik.
In oude centra van dorpen en steden is functiemenging simpelweg organisch gegroeid en veelal succesvol. Het zijn gebieden die niet planmatig tot stand zijn gekomen. Je ziet een liefdevolle aaneenschakeling van functies die kloppen. Een volwassen functiemenging dus. Het oer van de stad.
De monogame stad verpaupert snel
Ik woon in een new town aan het IJsselmeer waar bijna alle functies zijn gescheiden. Ebenezer Howard wordt tot de dag van vandaag geprezen door de stadsmakers. Deze stedenbouwers zijn nog steeds zeer modernistisch van opvatting over scheiding van wonen, werken en beleven. De nieuwstad heeft vijf woonkernen (ze noemen het polynucleair), zonder warme onderlinge verbinding en met een schaalgrootte die niet past bij een stadse belevenis of zelfs dorpse belevenis. Het voelt als een mislukte tuinstad. Een gedachte-oefening die niet heeft gewerkt. Er is een uiteraard een stadshart met voldoende monolieten van top-architecten die als stedebouwkundige erecties de aandacht vragen. En bekijk je ze als losstaand object best wel aardig. Dagelijks komen er nog Japanners fotograferen. Op dezelfde wijze als ze dezelfde hoogstandjes, vaak van dezelfde mensen in Düsseldorf op de digitale fotokaart vastleggen. Selfietowns noem ik ze. Met ikonen, die eigenlijk geen ikonen meer zijn. Gekochte zelfbeelden van een gemaakte identiteit.
Selfietowns noem ik ze. Die stadscentra zonder hart.
In mijn stad is de functiescheiding tot in het extreme doorgevoerd. Er is een geavanceerd wegenstelsel bestaande uit gescheiden fietsroutes, gescheiden busroutes, gescheiden autowegen en zelfs voor het afval een ondergronds gescheiden routering. Als een soort superstofzuiger met kilometers lange buizen wordt het afval automatisch naar de ‘Stofzuigerzak’ gedirigeert. Een groot gebouw naast het stadscentrum, een nieuwstadse opgeruimde tuinstad-uitvinding. Ebenezer zou er een orgasme van krijgen als hij nog leefde.
Al deze functiescheidingen zorgen ervoor dat toevallige stadse (of dorpse) ontmoetingen veelal uitblijven. En in een forensenstad is dat dubbel de dood in de pot (dubbelsaai). En als je elkaar ontmoet vind je in de plinten van de polygone kernen geen of veel te weinig uitspanningen om een goed gesprek te voeren. Een monogame stad met een opeenstapeling van monoculturen met weinig cohesie. We hebben ook de meeste (echt)scheidingen in Nederland, begreep ik van een ambtenaar.
“…that the sight of people attracts still other people, is something that city planners and city architectural designers seem to find incomprehensible. They operate on the premise that city people seek the sight of emptiness, obvious order and quiet.”
Jane Jacobs
Ik verlang naar een polyamoreuze stad in plaats van iets polynucleairs
Buurten worden achterstandswijken als mensen hun verbinding met de stad verliezen en zich geen onderdeel meer voelen van hun gemeenschap, hun dorp, hun stad. Ze zijn niet meer trots op hun wijk, hun park. Terwijl dat zo makkelijk te voorkomen is door wat banken neer te zetten, een kiosk waar mensen kunnen samenkomen of een stadsmoestuin. En die verbetering moet eigenlijk helemaal niet door de gemeente worden uitgevoerd. Maar door de bewoners zelf. Niet door geld in de wijk te pompen. Maar de inzet van de inwoners, door de wijkbewoners zelf.
We worden vaak verteld dat de ‘gewone man’ geen kracht heeft om de wijk naar een volgend niveau te brengen. Maar breng ze maar eens samen, laat ze maar eens praten over wat ze anders in de wijk willen. Dan worden het net Rotterdammers. Met opgestroopte mouwen wordt de klus geklaard. Onder eigen regie en autonomie.
“Cities have the capability of providing something for everybody, only because, and only when, they are created by everybody.”
Jane Jacobs
De gelukkige stad
Als liefhebber van de ideeën van Jane Jacobs (1961), een van de meest invloedrijke denkers over stedelijke ontwikkeling, snap ik niet dat we in Nederland ons hebben laten leiden door de monotonie van stedebouwkundige ontwikkeling. Vierkant denken inplaats van rond, zei ik weleens in een college op een cultureel café in Almere.
We moeten rond denken inplaats van vierkant, refererend aan de vierkante pleinen in de stad, vertelde ik in een college op het cultureel café in Almere.
Jane Jacobs ziet de stad als ecosysteem, met dynamische levende materie. Als geen ander geloofde ze dat stedelijke elementen pas tot hun recht komen als ze gemixt zijn. Organisch, spontaan en onopgeruimd. Untidy, zoals ze zelf stelt. De ‘intermingling’ van stedelijke gebruikers zijn cruciaal voor economische en urbane ontwikkeling. Een hoge densiteit van functiemenging zoals je ziet in oude organisch gegroeide steden is haar ideaalbeeld. Anders dan de modernisten die denken in groot en efficiënt, kiest zij voor een model waar je lokaal kleine bedrijven ondersteunt en de creatieve impulsen van stedelijke entrepreneurs omarmt.
Nothing could be less true. The presences of great numbers of people gathered together in cities should not only be frankly accepted as a physical fact – they should also be enjoyed as an asset and their presence celebrated.”
Jane Jacobs.
Ingrediënten voor placemaking
In mijn stad heb ik, samen met andere inwoners, veel geprobeerd om van het lelijke eendje Almere een mooie zwaan te maken. Met strijdmakker Ym de Roos en vele anderen waren we de drijvende krachten achter Almere2018, het eerste burgerinitiatief om Almere Culturele hoofdstad van Europa te laten worden. We kwamen tot een half bidbook, gebaseerd op het denken van ondermeer Jane Jacobs; dat mensen, inwoners, de stad konden maken. Echter, in de stad die Ebenezer Howard uitademt bleek dat een brug te ver. Een eigenwijze wethouder van Haags formaat heeft het cultureel idee met het badwater weggegooid en de Floriade omarmd. Ebenezer Howard had toen voor even gewonnen in Almere. Het ultieme tuinstaddenken met schone frisse lucht, lage huren. Functiescheiden blijft haar toekomstbeeld. In de denktrant van Howard wordt nu de Floriade gebouwd om in 2022 een paar miljoen toeristen te kunnen ontvangen. Almere, als ultieme Garden City. Mooi wellicht, best een trots project, maar zonder hart straks, vermoed ik. Ik hoop serieus dat dit epistel er nog wat aan kan veranderen. Almere, omarm Jane Jacobs. Ik wil daar best als betrokken inwoner bij helpen. Maar kijkend naar het recht-toe-recht-aan Mondriaangrid van de ontwerpers blijf ik bang dat het een lastige zaak is.
“As in the pseudoscience of bloodletting, just so in the pseudoscience of city rebuilding and planning, years of learning and a plethora of subtle and complicated dogma have arisen on a foundation of nonsense.”
Jane Jacobs
Levendigheid terugbrengen op pleinen, straten en aan waterfronten
Momenteel vind ik mijn persoonlijk heil in het idee van ‘Placemaking’. Ik heb een groene energiecoöperatie helpen oprichten, meng me in allerhande culturele initiatieven als koploper of aanjager. Ik geloof nog steeds dat een gelukkige stad een stad is waar we het kleine kunnen waarderen. Ik vind dat de kiosk, placemaker bij uitstek, verdwenen was uit Nederland en een lange tijd uit het straatbeeld verdwenen. Ik heb die opnieuw uitgevonden, en er mijn bedrijf van gemaakt. Ik noem hem liefkozend Minimono. Bewust. Als geuzennaam om de monotone stad te helpen veranderen in een dynamischer geheel. Met slogans als: Klein wordt echt het nieuwe groot. Maxi is uit. Mini is in!
De Minimono is een mooie, duurzaam ontworpen kiosk en maakt gebruik van herwinbare materialen als geperst bamboe en innovatieve materialen als composiet in combinatie met lichtgewicht metaal. Een met een hoge aaibaarheidfactor. Een groene bijenlandingsplaats op het dak en een warm interieur. Het kleinste urbane object is hiermee terug van weggeweest. Daarmee hoop ik de gelaagdheid in de stadsbeleving weer terug te brengen, of tenminste een klein deel ervan. Want we moeten tegengaan dat binnensteden leeglopen. Binnensteden mogen weer leuk worden. Gezellig. De verpaupering tegengaan.
Tenslotte …
Placemaking in centrumgebieden kunnen nieuwe functies geven en plekken upgraden: van sociale degradatie naar maatschappelijke ontwikkeling van de plek. Samen met groene pleinen en pleintjes kan echt de ziel weer terugkomen in de steden. Als plekken waar mensen samenkomen. Waar de ultieme functiemenging plaats kan vinden. Waar pop-up projecten, guerilla-acties en kosten-efficient ondernemen kan plaatsen. Met een dikke vinger en een glimlach naar alle vastgoedreuzen.
“Old ideas can sometimes use new buildings”
Jane Jacobs
Oude ideeën kunnen nieuwe gebouwen gebruiken, zegt Jane Jacobs in haar boek uit 1961. Met de Minimono heeft heb ik volgens mijn klanten de über onder de kiosken ‘uitgevonden’. Lichter, Sneller en Goedkoper. Aardig disruptief ook, want gemeenten moeten nog aan het idee wennen. De kiosk als korte termijn oplossing met opmerkelijke impact op de vormgeving van plekken in de stad. Een mooi vormgegeven designkiosk waar local heroes hun retail-startups kunnen beginnen, de plaatselijke kleine economie kan opbloeien, de werkgelegenheid wordt ondersteund, een samenkom-plek is ontstaan, en vooral roering wordt gecreëerd op plekken die avontuur en diversiteit kunnen gebruiken.
Inherent aan de gedachte van Jane Jacobs. Old ideas can sometimes use new buildings.
6 reacties op “Van monogame stad naar polyamoreuze stad”
[…] Hagen | Rob ’t Hart | John Cleese | Lisa van Noorden | Van monogame stad naar polyamoreuze stad | Korte vrouwen | Junkshop Snapshots | Where the children sleep | Sol Lewitts advice to Eva Hesse | […]
Kanteldenker is een simpele meneer met een rechtdoorzee visie 🙂
Wat een goed stuk. Ik had het niet beter kunnen verwoorden. Is mij uit het hart gegrepen. Dat is ook de reden dat ik mij wil inzetten voor de “tiny house-beweging”. Stel je es voor: Kleine huisjes, zelfvoorzienend, ontspullend, op een lapje grond met een centraal gebouw voor wasmachine, gereedschap e.d. en een gemengd gezelschap, oud, jong, gehuwd, singles etc.
Maar wie is kantelendenker? Ben zeer benieuwd.
Deels herken ik het verhaal deels ook zeker niet. Ik vind het onzin alles te zien als 1 gedachte van 1 stedenbouwkundig ideaal. Aan alle onwerpen zitten voor en nadelen . De opmerking over het mondriaangrid vd Floriade .. daar ben ik ook zeker geen fan van .
De minimono ga ik bij iemand anders onder de aandacht brengen.
Mooi blog!
Vriendelijke groet,
Dank je Rob!