Als in een horrorfilm in slow motion loop ik langs Michiel de Ruijter die op de hoek van het Rokin en de Dam als een groteske waker boven het volk torent om de toeristen naar het onderliggende Madame Tussauds te leiden. Mijn hart bonkt in mijn keel. Ik worstel me door de honderden toeristen die een stroperige blokkade vormen tussen mijn vrije uitzicht en mijn verdwenen dochter. Hou toch met die idiote selfie-sticks foto’s te maken … loop door … Mayim is verdwenen. Snap dat dan! Laat me erlangs!
Waarom lette ik zojuist niet op? Hoe is het mogelijk dat ik haar juist hier kwijt raak in de toeristische hel van Amsterdam. Ik weet het, een elektrische rolstoel kan best vaart maken. Maar meestal blijft ze als twee-eenheid aan haar vader geplakt … ja, meestal. En ze heeft geen telefoon bij zich. En geen telefoonnummer.
Maar zo ver kan ze toch niet zijn?
We waren na een sportwedstrijd elektrisch rolstoelhockey in Amsterdam-Noord verdwaald geraakt in de binnenstad van Amsterdam. De Zeeburgertunnel was afgesloten. Dwars door Amsterdam was de oplossing.
Toen we langs de Stopera reden vroeg Mayim om een ijsje. Ze zag veel toeristen een ijsje eten. Ik parkeerde op een aanpalende gracht, klapte de oprijplaat uit en haalde met haar een ijsje. Zo werd het een onverwacht papa-dochter-dag in Amsterdam. In Magna Plaza kreeg ze een mini-workshop make-up van een lieve winkelier en bij de paarden op de Dam werd ze door mij op de foto werd gezet.
De laatste foto van haar, dacht ik nu in een dramatische moment.
Drie weken geleden was ze ook weggerold. In Bataviastad, toen haar moeder en ik een espressowinkel binnenstapten. Maar Bataviastad is een veilige veste, ommuurd met slechts een uitgang. Ik barricadeerde toen de vestingpoort en mijn vrouw rende een paar rondjes. Ze vond haar snel.
De Dam is geen veilige veste. Mayim is me ontglipt. Ze zou zomaar voor een tram kunnen rijden. Ze kent de snelheid van dat openbaar vervoer nog niet goed. En zeker niet de drukte van een overvol plein waar van alles door elkaar rijdt … fietsers, taxi’s. Treinen kent ze wel, maar die rijden niet over de Dam.
Ik bel na een kwartier zoeken 112 en krijg een Amsterdamse agente aan de lijn. Ik geef het signalement door van Mayim … een prachtige jonge vrouw in een rood shirt van sportclub Only Friends, en … ik vergeet het echt … ze zit in een knalrode elektrische rolstoel … en om mijn bezorgdheid te uiten zeg ik, ik hoop niet dat ze de gracht in rijdt.
Ik corrigeer mezelf direct. ‘Dat doet ze natuurlijk niet. Dat doet ze ook niet in Almere.’
Ik sta midden op de dam in een groot wit overhemd. Ben nogal fors, zeg ik om mijn uiterlijk te duiden.
‘We sturen ook een auto naar u,’ zegt de centrale. ‘Blijft u waar u bent. We zien u op camera. En we noemen uw formaat corpulent, en niet fors.’
Burgeralert wordt geactiveerd en er wordt meteen gezocht met de camera’s op en rond de Dam. ‘Want’, zegt de agente. ‘Alle hoeken en gaten van dit centrumgebied zijn in beeld.’
Mijn hartslag gaat snel naar beneden. En ga midden op het plein zitten naast een demonstratie van Tibetaanse monniken.
Na 10 minuten gaat de telefoon. De politie.
‘We hebben haar gevonden. We zien haar staan bij Guus, die heeft ons net gebeld, omdat hij een meisje in een rolstoel aantrof die om haar vader vroeg. Ze staan net achter de witte leeuw tegenover de Bijenkorf. Vanaf uw kant ziet u het niet, maar als u doorloopt.’
Mijn geluk kan niet op en ik ren naar Guus en Mayim en omarm Mayim en geef de vreemdeling die Guus heet bijna een kus op de wang.
‘Maar waarom ben je weggereden,’ vraag ik Mayim.
‘Ik vond de witte leeuw zo mooi, en jij bleef maar bij de paarden staan.’
‘Maar hoe ben je dan de drukke straat overgestoken? Dat is gevaarlijk!’
‘Helemaal niet pap. Iemand hielp me oversteken naar de Leeuw, en toen was jij kwijt en heb ik Guus de politie laten bellen. Goed hè.’
7 reacties op “Dan belt de politie je. Dochter gevonden.”
Het was op de luchtmachtdagen in Leeuwarden. We hadden net een demonstratie gehad van een verticaal opstijgende F16, waarvan de naverbranders je ruggengraat door je ribbenkast deden vibreren. Timo (nu 20) was een jaar of zes en wilde cola. Het standje was even achter ons en in het kader van zelfstandigheid stimulerende opvoeding (luiheid) mocht hij van mij zelf daar een cola gaan halen.
Toen hij niet terug kwam ben ik maar eens bij die stand gaan kijken. Ja, een klein ventje was hier wel geweest, maar…. Nergens was hij te zien, dus toen maar eens een typje met een zwallekietallekie aangesproken. Ja, hij was gevonden. Zat in de opvang, aan de andere kant van het terrein.Dat was twintig minuten lopen door tergend veel publiek, maar ik vond hem. De volgende trip had hij met stift mijn 06-nummer op zijn arm. Een dag om nooit te vergeten.
Dat gevoel dus.
Mooi beschreven dit avontuur. Op het moment wel eng ook, dat kan ik me voorstellen.
Reuze-eng!
Wat een schrik! Kan me voorstellen dat talloze scenario’s voor je ogen langs rollen op zo’n moment, gelukkig is het weer goed gekomen.
Ach Marcel _elke_ ouder beleeft dit met de kinderen.
Meestal zijn ze iets jonger en rennen ze weg, maar een eigen wil hebben ze allemaal en een drang naar zelfstandig beslissen ook.
Wees gewoon blij dat ze zich netjes uit slag kan trekken 🙂
Eind goed al goed
Zonnige groet,