Categorieën
De Nieuwe Samenleving

Keti Koti


Ik sprak ik op de Keti Koti viering op 24 mei 2024 in Almere een Kon Na Leti uit. Een zwarte en witte deelnemer worden gevraagd als start van de dialoog hun ongemakkelijk verhaal te vertellen. Als onderdeel van de herdenking van de tot slaaf gemaakten, de pijn te delen en naar oplossingen te zoeken. We aten een Surinaamse maaltijd en hoorden liederen over bevrijding. Ik kreeg voor mijn persoonlijk verhaal een warm applaus. En een kunstige herdenkingsspeld. Die draag ik met trots op 1 juli.

Dit is een ingekorte versie. Meer over de speld:


Ik wil graag mijn persoonlijk verhaal, mijn Kon Na Leti, met jullie delen. Het thema van vandaag is ongemak. Hiervoor ga ik ver teug. Naar de zeventiger jaren. Het is heftig.

“Als een Kaffer op mijn erf komt, dan schiet ik,” zegt hij, als antwoord op mijn vraag waarom er in de slaapkamer van het huis een pistool ligt. Het klinkt onwerkelijk.

Ik stapte 24 uur daarvoor uit een KLM-vliegtuig. Het is winter en twintig graden.

Ik ben zeventien jaar en heb een geweldig vooruitzicht: de Drakensbergen, het Voortrekkersmonument en het Krügerpark.

Onder aan de trap van het vliegtuig is een langgerekt touw gespannen richting de aankomsthal met een bord aan het begin: Zwarten links en blanken rechts.

Voordat ik kan kiezen, sommeert een douanebeambte me naar de blanke kant van het touw. Aan de linkerkant ontstaat een lange rij. Daar worden mijn zwarte medepassagiers extra gecontroleerd. Ik kan simpelweg doorlopen, net als alle andere witte passagiers.

Ik pak mijn koffer van de ‘blanke’ bagageband en loop naar de bus. Ik stap via de achterdeur naar binnen. Het is druk en er zijn duidelijk te weinig staanplaatsen. De buschauffeur kijkt naar mij in zijn spiegel en roept: “He boy, je mag vooraan zitten. Je hoort niet tussen die zwarten.”

Voorin zie ik een tiental zitplaatsen, bijna allemaal onbezet. Een zwarte passagier roept: “Ga naar voren, je hoort hier niet, niet bij ons.” Geschrokken schuif ik langs de andere passagiers naar een zetel voorin. Een uur later stap ik uit bij een luxe villawijk, beschermd door een hoog hek en een bewaakte poort.

“Als een kaffer op mijn erf komt…” Die zin dreunt nu nog na in mijn hoofd. Ik durfde in 1978 deze mensen niet aan te spreken op hun gedrag en op de apartheid in hun land. Ik was gast en ik wilde geen ruzie.

Terug in Amsterdam bekruipt me het gevoel dat ik een soort van ‘bystander’ ben geweest. Misschien ken je dat? De situatie waarin je als omstander apathisch kijkt naar een noodsituatie, maar niemand in actie komt en jij dus ook niet. Met het gevoel dat iemand anders het wel zal oppakken.

Na mijn vakantie dook ik dieper in de geschiedenis van het land. Ik las over de Soweto-protesten, waar scholieren op 16 juni 1976 tegen Afrikaans als schooltaal protesteerden. De taal van de onderdrukker.

De politie sloeg hard toe en vermoordde vijfhonderd scholieren. Dit leidde tot wereldwijde acties en boycots. Een paar maanden later werd ik actief voor de Anti Apartheids Beweging Nederland, tot Mandela president werd.

Terug naar nu. Er groeit in de jaren daarna een doorgewinterde activist.

Veertig jaar later zie ik nog steeds uitsluiting, racisme en etnisch profileren. Niet zoals toen met een lang touw tussen twee groepen, maar verborgen, stiekem.

Ik zie dat ook als vader van een gehandicapte dochter die dagelijks uitsluiting meemaakt, maar dat is een ander verhaal. Nooit meer zal ik de ‘bystander’ zijn van toen. Ik sta op, voor mijn dochter, voor ieder ander die onrecht ervaart. Ik sta op voor een wereld waar iedereen waardevol is voor onze samenleving, zonder uitzondering.

Marcel Kolder, 24 mei 2024

Plaats een reactie